Aether

Kasteel Wijlre in het heuvelland van Zuid Limburg. Het is laat op de middag en het regent. Er is een gemaaid pad door het gras naar de ingang van het kasteel. Ik vind mijn weg naar een zware deur. Twee betonnen trappen, een omhoog een omlaag. Stemmen komen van boven, beneden hangt kunst, dat zie ik. Ik was hier eerder, lang geleden, en nu ik eenmaal binnen ben, herken ik het.
Even later loop ik door de kasteeltuinen, een plattegrond in mijn hand, op weg naar het koetshuis. Het regent steeds harder. De brug ken ik nog. Het koetshuis ziet er vertrouwd uit. De deur staat open.
Ik stap naar binnen en ben in het bos. Een deconstructie van bos. Aan de muren van de eerste ruimte hangen aardetinten als een soort aquarelblokjes uit een verfdoos. In dezelfde blik waarmee ik die zie, zie ik in de ruimte daarachter door de opening die beide ruimtes verbindt, oude, omvangrijke boomstammen, rechtop, een groep van drie. Met op de voorgrond keramische bollen met glazuur in een rijke schakering van groen geel grijs tinten. Ze liggen in een volmaakte stille balans verspreid over de vloer, in beide ruimtes.
De boomstammen zijn door het leven getekend. Ik leg mijn hand op hun schors, op diverse plekken. Ze ontroeren me. Elk detail van hun lange geschiedenis staat in hun schors geschreven.
Ik zag alleen maar schoonheid. Vervolgens las ik dat alles was samengesteld uit beschadigde, gekwetste, vervuilde natuur. De keramische bollen, “Terraformation”, zijn chemische tijdbommen, geglazuurd met vervuilde aarde en staalslakken. De bomen, oude knotwilgen, symboliseren de voortdurende strijd tussen menselijke domesticatie en natuurlijke groei – de titel is “Amputazioni”. En de pigmenten aan de muur, die als een kleurenpalet gepresenteerd worden, zijn gewonnen in industrieel gebied, deel van een installatie “Terra Moderna Belval”, een eerder kunstwerk van deze kunstenaar over landbouw- en industriële bodems.
Ik kom er pas achter als ik later in een cafeetje de meegegeven informatie lees. Zou ik, nu ik dit weet, iets anders zien? Maar morgenochtend vroeg rijd ik naar huis, tweeëneenhalf uur naar het noorden.
Ik zag natuur die mij met haar schoonheid vervulde. Maar die mooie kleuren bleken bij nader inzien van ernstige vervuiling te komen. En de sporen in de boom die mij ontroerden waren eigenlijk sporen van marteling. Hoe verhoudt zich dat dan? Ik zie zulke tinten groen grijs en geel ook als ik in het bos kijk, en ik zou ze kiezen in mijn verfdoos als ik het bos als een foto wilde schilderen. En de aardwrijvingen lijken qua kleur sprekend op die van Herman de Vries, die daar zeker geen vervuilde aarde voor gebruikt heeft. Ik heb gewoon mijn eigen referentiekader gebruikt om te kijken. Ziende blind eigenlijk, dus. Was het te zien geweest als ik beter had gekeken?
Maar dat kwam allemaal later. Voorlopig was ik aan het ontdekken wat er nog meer in dit koetshuis te zien was. Er waren nog twee installaties, ook van Licari, beide op de bovenverdieping.
Dit zag ik.
Een houten trap in de hoek voert naar boven. Ik kom op een zolderverdieping, met een indrukwekkend bovenstuk van vrij liggende spanten die de ruimte ritmisch overspannen. Midden op de vloer, badend in kunstlicht, staat een constructie. Vier donkere, afgekapte, zware takken schragen een transparant raster van kunststof, als een soort tafelblad. In het midden zit een vierkante opening. Ik word misselijk en draaierig als ik naar het geheel kijk. Het lijkt wel een marteltafel. Ik weet niet waarom ik dat denk. Er is iets in die poten, die takken, wat ik als spookachtig interpreteer, dood, erger dan dood, marteling. Maar de spanten daar boven zijn prachtig. En de constructie is zo dat het lijkt alsof er een wijzer recht op het raster daaronder gericht staat: hier moet je kijken. Het licht valt van boven. Kunstlicht. Een spot.
Dan besluit ik om er vlak bij te gaan staan. Nu zie ik wat op de grond verschijnt, de projectie. En die is warempel driedimensionaal. De stoffelijkheid die in het transparante raster ontbreekt ontstaat als illusie in de projectie op de grond. En o wat kan ik daar thuiskomen, in die illusie van de projectie op de grond. Elk detail daar is prachtig. En in het midden zit als het ware een luik – de projectie van de opening in het raster.
Ik laat mijn blik afwisselend gaan van de spanten bovenin, naar de marteltafel en naar wat daar op de vloer als projectie verschijnt. Elke keer als ik naar die marteltafel kijk, word ik misselijk. Elke keer als ik naar de projectie op de grond kijk, kom ik thuis. Elke keer als ik naar de spanten kijk, voel ik vrije ruimte. En dan besluit ik het zo te zien dat het raster op die marteltafel alleen maar een soort doorgangspunt is, even wordt iets in een beslissende vorm geperst, pijnlijk vastgezet. Maar het is in alleen maar een denkschema, dat raster, zie ik ineens. En dat is een heel interessante gedachte. Want als ik dan letterlijk kijk wat ik verder zie hier, dan is er vrije ruimte met een prachtig ritme boven me, ruimte die zich welft, ruimte om mij heen, ruimte die ik niet zelf ben, en die ik rondkijkend onderga. Het is heerlijk om daar rond te kijken, te ondergaan, veilig. En wat ik op de vloer zie verschijnen, komt mij dan voor als mijn eigen speelveld – met focus op dat geprojecteerde luik dat mij gewoon wenkt: pak je denkkracht, je associatievermogen, en ga erin. Doe het luik open en betreed je eigen innerlijke speelveld. Het ligt voor je voeten.
Dat raster daartussen is onmisbaar als een soort kristallisatiepunt. Zonder dat zou alles oeverloos zijn. Maar het is de dood in de pot als ik vervolgens gefixeerd zou raken op dat kristallisatiepunt. Ik word terecht misselijk als ik me daarop richt. De creatieve wereld zit daaraan vooraf gaand – de ruimte met spanten die zich welft – en daarna – de projectie die op de vloer verschijnt. De wereld van de potentie boven, de wereld van het gewordene op de vloer – twee creatieve velden, die er op liggen te wachten dat ik ze gebruik.
Licari heeft hier onder dit wonderschone spantendak dat er gewoon was, een installatie gebouwd die raadselachtig is en tegelijkertijd staat als een huis. En die voor mij zindert van de betekenis.
De derde installatie bevindt zich achter een gordijn. Het is er donker. Wat Licari hier gemaakt heeft is camera obscura, in een reeks, bij elk dakraam een. De buitenwereld wordt omgekeerd geprojecteerd in het meer dan halfduister hierbinnen.
Ik zit een tijdje om me heen te kijken in de tussenwerelden die zachtjes om mij heen bewegen. Het is een schimmig geheel, ongrijpbaar. En dan ineens komt in mij de vraag op wie er eigenlijk kijkt als ik kijk – een vraag die uit mijn eigen verleden naar boven popt, uit een tijd dat ik me met dergelijke dingen bezig hield, en regelmatig een leermeester bezocht die ons die vraag alsmaar stelde. Destijds ben ik uiteindelijk gefrustreerd vertrokken. Maar hier in deze tussenwereld die Licari geschapen heeft, springt die vraag zomaar op. En ik ga moeiteloos naar een plek in mezelf die ik niet ken. Ik voel mijn eigen binnenruimte die afgebakend is door mijn huid, ik voel mijn huid als sterke bescherming, en ergens diep in mijn bovenlichaam een activiteit met zeer sterke focus maar zonder inhoud. Ik kan moeiteloos heen en weer switchen tussen gewoon om me heen kijken en dit. De tussenwereld die Licari hier gecreëerd heeft maakt dat mogelijk. Ik maak er dankbaar gebruik van. Zoiets heb ik nog nooit ervaren. Als ik wat rond ga lopen, is het alsof ik de projecties in deze tussenwereld als een soort fysieke flarden langs mijn slapen voel strijken – met de minuscule rondjes buitenwereld als een soort gekleurde venstertjes naar buiten. Het is een heel heldere eenvoudige ervaring, die ik aan en uit kan zetten.
De naklank van mijn interactie met Licari’s installaties was intensief. Ik bleef rond lopen met de eerste, die ik zelf onmiddellijk had betiteld als deconstructie van bos. Tot wat ik later las in de documentatie voor mij werkte alsof iemand ineens een sluier wegtrok en mij een soort chemisch spook carnaval onthulde – alsof de daadwerkelijke substitutie tussen natuur en chemie al had plaats gevonden en ik het niet eens had gemerkt.
De tweede installatie fungeert als een geweldige reminder voor me om elke keer als ik een dwingend raster voel dat als een marteltafel voor me werkt, onmiddellijk het equivalent te doen van wat ik hier bij de installatie ontdekte.
Ik neem ze mee. En ik denk dat dit precies is wat de kunstenaar voor ogen stond.
Ik was in Kasteel Wijlre op 31 maart 2023. Ik schreef dit stuk op 15 en 16 april.
De installatie met de marteltafel heet Politics of Care. De perspex structuur is geïnspireerd door de metalen roosters rondom bomen in stedelijke gebieden. Deze roosters beschermen de wortels van bomen, maar lijken tegelijkertijd op gevangenissen.
De camera obscura installatie heet Aether. Voor Licari is Aether de symbolische tussenruimte die ontstaat in de verwevenheid van mens en ecosysteem. De kasteeltuin en het historische interieur verstrengelen zich in een magische tussenruimte waarin “Aether” voelbaar is in de verwevenheid van buiten en binnen, natuur en mens.
De natuur documentaires zag ik op Canvas. De titels zijn: Trees, a global superpower. En Earth a living body (twee delen).