Ai WeiWei


In search of humanity

“In search of humanity” in de kunsthal van Rotterdam. Ik vind het een prachtige titel. Voor het eerst van mijn leven zie ik WeiWei’s werk live. 
Ter plekke heb ik alleen maar ervaren. Later, toen ik erover ging schrijven merkte ik hoe er als vanzelf een reeks aspecten van humanity in mij opsprongen terwijl ik opnieuw bij de werken stil stond. Als een ode aan de titel van de expositie heb ik ze hier verwoord zoals ze in me op kwamen.

1.
Meteen als ik de eerste zaal betreed loop ik naar de fietsencirkel: “Forever bicycles”. Het zijn fietsen waarop niet te fietsen valt, ze hebben namelijk geen stuur en geen trappers. Ik snap waar het beeld van fietsen zonder stuur en trappers vandaan komt in verband met China, het geboorteland van WeiWei waar een repressief regime heerst. Maar mijn eerste indruk is van een heel andere orde: wat een leuk bouwsel. Als je fiets voor zijn eigenlijke doel onbruikbaar is geworden – om wat voor reden dan ook – dan kun je er dus gewoon iets anders van maken, dat zie ik hier. Dan kun je de driehoeken van het frame en de cirkels van de wielen laten figureren in een prachtig geleed bouwsel waarin ze bouwelementen worden. Elk afzonderlijk frame gaat volkomen logische verbindingen aan met wat ernaast is, om en om met en zonder wielen, via stangen die niet van het eigenlijke frame te onderscheiden zijn. Zijn het nog fietsen? Is het nog relevant dat ze geen trappers en sturen hebben? 

Ik heb WeiWei ‘s autobiografie gelezen: “Duizend jaar vreugde en verdriet”. En daar zie ik hem eigenlijk voortdurend precies dat doen in antwoord op elke daad van repressie. Hij laat zich doodeenvoudig niet klemzetten, verzint iets anders, en dat doet hij werkelijk ontelbare malen. Hij heeft zijn eigen stuur, zijn eigen trappers.
Daarmee heb ik voor mijn gevoel een eerste aspect van humanity gevonden, het startpunt hier waar het over WeiWei gaat: zijn eigen humanity als de innerlijke vrijheid en creativiteit die hij inzet om te leven en te reageren. Hij zet de machthebbers keer op keer buiten spel eigenlijk, en hij komt er verbazend vaak mee weg. Tot hij uiteindelijk gevangen wordt gezet, en bovendien in het geheim. Dat komt later. 

2.
Verderop staat een kunstwerk van ambachtelijke, doorleefde krukjes die tot een soort tros zijn samengevat: “Grapes” – “Druiven”. Net als bij de fietsen zijn ook hier de verbindingen binnen elk individueel krukje en de spijlen die hen onderling koppelen precies hetzelfde. De krukjes vallen deels over elkaar heen, en hebben elk een eigen hellingsgraad. Het lijkt me eigenlijk een momentopname – alsof ze vanuit zichzelf steeds nieuwe constellaties zouden willen aannemen, als dat zou kunnen, waarin steeds een soort binnenruimte ontstaat, en ze tegelijkertijd ook steeds open zijn naar iets daarbuiten, als een schotelantenne.

Zoals ze hier staan doen ze me denken aan “community” – als een van de dingen in “1000 jaar vreugde en verdriet” die mij erg zijn bijgebleven. Hoe degenen die in hetzelfde schuitje zitten ten aanzien van het regime, elkaar voortdurend met aandacht en daadwerkelijke steun volgen, en intensief betrokken zijn bij elkaars lot. 
Daarmee vind ik een tweede aspect van humanity: het zelfgekozen open en flexibel verband waarin je elkaar beschermt en steunt en versterkt. Dat de kunstenaar deze prachtige beproefde oude krukjes, die ongetwijfeld eindeloos intens gebruikt zijn, als materiaal heeft gekozen, voegt er nog het element bij van vertrouwdheid, iets waar je op kunt zitten, dat er gewoon altijd was en er hoogstwaarschijnlijk altijd zal zijn. 

3.
Dan wordt mijn aandacht getrokken door een massief blok prachtig bewerkt hout, met verticale groeven aan de zijkanten en een kaarsrechte afgeplatte bovenkant waar ik vanaf de zijkant meer overheen dan echt op kan kijken, zo hoog is het. Ik begrijp eerst niet hoe het in elkaar zit want ik zie in de glanzend gepolitoerde bovenkant verschillende houtkernen elkaar bijna wegduwen. “Map of China” is de titel – “kaart van China”. Het bovenvlak heeft de vorm van die kaart, zie ik nu. De grenzen van het land met hun ontelbare bochtjes en inkepingen verlengen zich tot op de grond in rechte verticale lijnen. En daarmee ontstaat iets prachtigs: de zijkanten maken als geheel in rechte lijnen vanaf de vloer organische in en uit golvende bewegingen, waarbij de verticale lijnen doen denken aan de cannelures van tempelzuilen. ‘Gewoon gemaakt aan de hand van het materiaal en de mogelijkheden daarvan. Elk van de verbindingsstukken heeft een specifieke vorm gekregen. Grootste probleem was hoe het strak en precies bij elkaar te houden.”, dat zegt de kunstenaar erover.

Zoiets kun je maken dus. Als je het bedenkt, voor je ziet en je de bijzondere vaklieden vindt die ervoor nodig zijn. Maar daarachter zie ik ook leiders van het land oplichten die de vreselijkste experimenten gedaan hebben om de bevolking eenvormig te laten zijn, en strak en precies bij elkaar te houden. Met name Mao deed aan deze vorm van “beeldhouwen”, hakken en snijden tot in de persoonlijke levens van mensen, aan de hand van het ene onzalige idee na het andere.
‘1000 jaar vreugde en verdriet”, een geschiedenis die door machthebbers wordt aangezet, maar door alle mensen gedragen. Dat is mijn derde aspect van humanity hier. De bovenkant is glanzend gepolitoerd, extreem glad gemaakt, dat is het officiële imago, het officiële verhaal. Aan de randen zien we het zachte deinen van alle gebeurtenissen en die zich hebben voorgedaan, en alle mensen die ze geleefd hebben, en dat gaat uiteraard altijd door, de levende geschiedenis. Als de stam van een boom. 

4.
Ik blijf op mijn eigen manier door de twee eerste zalen bewegen. Ik loop eenvoudigweg af op wat mijn oog trekt. En nu is dat een groot vierkant zwart blok op een houten onderstel. “Een blok thee”. Het is letterlijk thee, gecomprimeerd tot een vaste massa van meer dan een meter bij een meter. Het is een kolossale uitvergroting van een traditionele Chinese techniek: zo kon de thee geëxporteerd worden en ondertussen door rijpen. WeiWei heeft meerdere van deze blokken gemaakt, en verkocht voor astronomische bedragen die geen van alle zo veel waard zijn als de thee die ervoor gebruikt is, las ik. Die thee is op zich namelijk een soort goud. (Ik ontdek later dat er een gezegde bestaat “Not for all the tea in China” wat betekent “Voor geen goud”.) De betekenis lijkt me duidelijk: hier staat als een kolossaal massief ogend blok het exportproduct thee, economisch gedefinieerd als goud, dat ogenschijnlijk staat als een huis. 
Later kwam ik al googelend twee interessante uitspraken van WeiWei zelf tegen over deze theeblokken waarvan hij er meerdere heeft gemaakt. De eerste is: “Kom er niet aan. Als je een stukje lospeutert stort het helemaal in elkaar.” En de tweede: “Als je het breekt moet je het eten”. Ja, want dan kom je in de concrete fysieke realiteit terecht van een uitgestorte hoeveelheid thee die misschien wel het equivalent is van een vrachtwagen vol, veel meer dan in een normale fysieke werkelijkheid door mensen ergens ter plekke ooit op te drinken is. Plus het beeld van de kolos zelf: het blok oogt massief, maar het bevat innerlijk geen structuur die het bij elkaar houdt – een beetje krabbelen is voldoende om het in te laten storten. En er is natuurlijk nog veel meer fysieke werkelijkheid achter dit blok verborgen: het hele proces van het telen van de thee en de mensen die dat doen en hun levensomstandigheden bij voorbeeld, en de gevolgen als de export stokt, zoals tijdens Corona. Mijn vierde aspect van humanity is al die fysieke werkelijkheid die achter de abstracte economische cijfers en doelen schuilgaat. Die onaantastbaar ogende kolos is niet meer dan een constructie. Het geheel is oneindig veel meer beweeglijk en ook precairder. 

5 – 6 – 7 
Een stukje verderop liggen de beroemde zonnepitten, in een bescheiden hoeveelheid hier. Destijds, toen ze in Tate voor de eerste keer verschenen, was het een ware zee.
Het was de snack uit WeiWei’s jeugd in ballingschap. Daar werd van gesnoept door medeballingen die tot taak hadden om zijn vader publiekelijk te bekritiseren en te vernederen terwijl die op een podium voor hen stond om dit te ondergaan. Ik las dat WeiWei ze bovendien zelf associeert met Mao die zich als de zon presenteerde, en het volk dan als zonnebloemen die niet anders kunnen dan zich op elk moment van de dag tot de zon wenden en hem volgen.
Maar de pitten zoals ze hier liggen hebben een radicale transformatie ondergaan, realiseer ik me vrijwel onmiddellijk. Ze zijn namelijk stuk voor stuk ambachtelijk gemaakt, met de hand, van porselein, door een leger geschoolde ambachtslieden die voor hun werk fatsoenlijk werden betaald. Dat is rehabilitatie: van instrument van onderwerping en vernedering worden de zonnebloempitten hier stuk voor stuk letterlijk tot kunst verheven. De ambachtslieden die ze maakten hadden tot taak ze met hun vakmanschap aandachtig en precies tevoorschijn te roepen uit vormeloze klei. 
Mijn vijfde aspect van humanity is dit vermogen tot radicale herschepping. De kunstenaar besluit dit symbool van vernedering en automatisme letterlijk en bewust te herscheppen als wat zo’n zonnepit is zonder al die vernederende connotaties. En dat is een eerbetoon, aan de zonnepit zelf en aan de vernederden en geknechten.
En dan komt er een zesde aspect bij: want hij laat ze in een gigantische hoeveelheid maken. En daarmee creëert hij het democratisch veld, om het maar even zo te noemen: allen zijn gelijk en we zijn met oneindig velen. 
En een zevende: Iedereen wordt volstrekt uniek geboren in dezelfde “mal”: mens. Want geen twee pitten zijn echt hetzelfde. 

In meerdere opzichten zijn voor mij deze pitten een tegenbeeld van het zwarte thee blok van hierboven. Licht tegenover donker, los tegenover moloch, oneindig velen tegenover de gecentraliseerde ene. Ik ontdek wat van deze pitten op Etsy: 5 stuks voor $16. Eenvoudig te bestellen.


8 – 9 – 10 
Al die tijd kronkelt zich boven mijn hoofd een immense groene slang. Hij is gemaakt van een heleboel fonkelnieuwe groene rugzakken, een imposant creatuur van mythische proporties. 
In 2008 was er een vreselijke aardbeving in Sichuan. 153 scholen verspreid over het hele gebied stortten in. 5.197 kinderen kwamen om. In de puinhopen lagen overal de rugzakken waarmee de kinderen die dag zoals alle dagen naar school waren gekomen. 
WeiWei gaat erheen. Filmt getuigenissen van lokale mensen. Iemand leest op de video die in de zaal te zien is een hartverscheurende brief voor die een meisje namens haar klasgenoten naar het gemeentebestuur had geschreven: “Er zit een gat in het dak van onze klas. Als het regent loopt er water door naar binnen. Sommige kinderen zijn bang als ze het geluid van die waterdruppels horen omdat ze bang zijn dat het dak gaat instorten.” Maar er gebeurt niets. Tot het gruwelijk mis gaat, en de machthebbers zo snel en hard ze kunnen met geweld een luchtdicht deksel over de ramp heen drukken – want dat vraagt het belang van de macht naar hun idee, het is vlak voor de Olympische Spelen die in Beijing gehouden gaan worden. 
Wat WeiWei vervolgens gaat doen is de feiten boven water halen en vooral alle namen van alle slachtoffers verzamelen, met hoe oud te waren, waar ze woonden en wat hun school was. Het is een ongelooflijk taai werk omdat de machthebbers erop gericht zijn het met alle middelen te dwarsbomen. Het kost WeiWei samen met een team burgerjournalisten drie jaar. 
In zorgvuldige Chinese karakters geschreven hangt hier een deel van de namenlijsten. En we zien een installatie van stukken verwrongen betonijzers, die op de muur erachter overgaan in hun geschilderde verkleinde evenbeeld – voor mij als een soort schrifttekens van hoe het sowieso in het geheugen van de aarde geschreven staat, want het is immers gebeurd. En boven onze hoofden die slang. 

Ik voel drie soorten huiver hier. De aspecten van humanity die ik hier vind staan in het teken van huiver. 

Aspect 8. Huiver voor de slang als iets dat in een dreigende aanwezigheid veel en veel groter is dan de mensen. Is het de aarde die zomaar kan gaan trillen, een aardbeving als een immense slang, een mythisch wezen dat onder je voeten beweegt, als het ontwaakt uit zijn slaap – vanuit oude verhalen? Of is de slang de sissende dodelijke uitdrukking van iets wat eigenlijk altijd van boven af intimiderend hangt te dreigen – wanneer slaat hij toe – als noodlot waarin alles catastrofaal samenvalt? (zoals het feit dat het hier onder schooltijd gebeurde).

Aspect 9. Huiver voor onverantwoordelijkheid en onbetrouwbaarheid van mensen, die uit onnozelheid, gemakzucht, kortzichtigheid of hebzucht ketenen van oorzaak en gevolg op gang brengen met catastrofale gevolgen, die als ze eenmaal gebeurd zijn nooit meer kunnen worden uitgewist. Hoe blind is de mens voor de gevolgen van wat ze doen. En waar gaat onverantwoordelijkheid over in regelrechte misdaad. De installatie met de verbogen ijzers die de titel draagt: “Forge” – “smeden en bedrog”. En de video met de interviews. 

Aspect 10. Huiver dat er hier over een heel gebied in één klap een hele toekomst is weggevaagd, uniek en onvervangbaar, in elk kind apart en in al deze kinderen samen. De namenlijsten. 5.197 namen. In 5.197 lijnen stuk voor stuk geschreven. De verpletterende omvang van de tragedie. De verpletterende omvang van de schuld. Maar ook elke dode bij naam genoemd als eerbetoon en rouw, als uniek en onvervangbaar mens, kind nog, vol belofte, voor toekomst geboren. 

11.
Dan ga ik de derde zaal binnen en ik zwalk daar maar wat rond. Ik weet niet waar ik heen wil lopen. Ik voel me ineens moe. Ik ga zitten op iets aan de kant dat er uit ziet als een soort bank, maar dat blijkt niet toegestaan. Dat is jammer, want dat was een plek die mij een rustig uitgangspunt bood. Ik haal een museumstoeltje. Maar dat helpt niet tegen mijn impuls om overal waar ik ga zitten meteen weer op te willen staan om een ander plekje te zoeken. 

In het midden staat een boom die uit dode stukken echt hout bestaat, natuurlijke resten, ik lees dat WeiWei die op de hellingen van bergketens in een bepaalde provincie verzameld heeft. De onderdelen zijn niet bepaald organisch tot een geheel samengevoegd. Het resultaat is een soort abstract schema van een boom.
Er omheen staan de beroemde gouden beelden van de dierenriem die WeiWei heeft gemaakt. Ze kijken naar buiten, dus weg van de boom in het midden. Ik bekijk er een paar aandachtig van dichtbij, maar mijn blik wordt afgestoten, mijn aandacht glijdt af op het gladde glanzende oppervlak. Hier heeft een hoog niveau van ambachtelijkheid afgesloten steriele vormen opgeleverd. En aangezien ze zich allemaal tegenover een schilderij bevinden waarin ze, in een andere volgorde, opnieuw figureren maar dan met een afbeelding van een centrum van macht in de wereld als achtergrond, is het wel duidelijk. Hier is het de macht die zich van die ambachtelijkheid bedient. In de schilderijen, die uit legosteentjes zijn opgebouwd, zien we machtscentra van over de hele wereld, het Vrije Westen evenzeer als de repressieve regimes. 

De beelden die WeiWei in een eigen herinterpretatie gemaakt heeft en die we hier zien, stonden in hun oorspronkelijke versie in de tuin van een paleizencomplex bij Beijing. Het was een tuin in Europese stijl, door Jezuïeten ontworpen, Jezuïeten die deel uitmaakten van het koloniale systeem van die dagen. Tijdens de opiumoorlog werd het complex geplunderd en verwoest door Engelse en Franse soldaten, als vergeldingsactie. De invloed van buitenlandse machten is dus van meet af aan met de beelden en het verlies ervan verbonden. Voor de bevolking was dat verlies een traumatische ervaring.
WeiWei besluit de beelden naar eigen inzicht te herscheppen en stelt door middel van zijn kopieën ook vragen over het origineel. De opstelling die ze hier hebben, voegt daar een in mijn ogen een beslissende dimensie aan toe. 

De cirkel ervaar ik als een soort “wiel” dat kennelijk de aspiratie heeft om alomvattend en universeel te zijn: de “spaken” zijn immers bekroond met beelden van de volledige dierenriem. Het is een verbeelding van het gewicht en de impact die de machthebbers van de wereld zichzelf toekennen. Het interessante is dat ze hier tegenover andere machtscentra staan dan die van henzelf – maar ik zie nergens ogen die echt kijken. Ze maken allemaal de indruk dat ze volledig in zichzelf verzonken zijn, wat ze uitzenden is alleen maar de aard van het dier dat ze zijn. De machtscentra die we zien omvatten zowel de Vrije Wereld als dictaturen. Het is kennelijk wereldomvattend
In het hart staat een boom die volledig abstract is geworden. Het beeld van een boom lijkt mij niet toevallig gekozen: want die machtswerelden kennen elk eindeloze eigen systemen van wortelstelsels en eindeloze uitgroeisels en vertakkingen – van wetten, ideologieën, eigen legitimeringen.

Dat brengt me tot mijn volgende aspect van humanity, het elfde. Humanity is wat hier radicaal ontbreekt. En niet alleen humanity: de hele wereld van vlees en bloed is hier afwezig. We bevinden ons in de koude sfeer van de macht, een hermetisch gesloten cirkel waarin alle grote machthebbers van de wereld hun plaats hebben. Of ze elkaars vijanden zijn of elkaars bondgenoten maakt in dit opzicht niet uit. Hun macht spiegelt zich in de macht van de anderen. Samen maken ze een cirkel die alle leven buitensluit. 

12.
In de volgende zaal zie ik speelgoed panda’s, een videoscherm met daarop WeiWei aan een papierversnipperaar, en een loopband. Die laatste blijkt van Julian Assange geweest te zijn. Panda is een woordgrap, lees ik, want mensen die voor de geheime dienst werken worden panda’s genoemd. En in die speelgoedpanda’s zouden USB-sticks met geheime informatie veilig opgeborgen kunnen worden. Of je zou zulke informatie misschien in musea kunnen verstoppen, lees ik, want daar zou niemand zoeken – of je krijgt dan juist voortdurend museumrazzia’s omdat je het geheim hier al hebt prijsgegeven, denk ik meteen, want je listigheden moet je waarschijnlijk gewoon voor je houden, als je ze wilt kunnen inzetten. Het gaat hier over Wikileaks. 

Er gaan flitsen door mijn hoofd van wat ik er eerder over Wikileaks en Julian Assange gelezen en in documentaires gezien heb. Ik ben van kijken in één klap naar abstract denken overgegaan. Pas veel later herinner ik me vaag dat er ook nog een schilderij hing. Dat heb ik helemaal overgeslagen, besef ik pas terwijl ik dit zit te schrijven. 
Ik zit ter plekke al bijna meteen met een innerlijke debatclub in mijn hoofd naar aanleiding van dit onderwerp, en dat irriteert me mateloos. Ik besluit om met de koptelefoon naar de video met de papierversnipperaar te luisteren. Het draadje zit vast aan het scherm en is maar kort. Om te kunnen luisteren en ook nog te kunnen zien kom ik met mijn museumstoeltje precies in de doorloop terecht, met het snoer daarin vol gestrekt op een meter hoogte als een boobytrap voor argeloze anderen. Met een onhandig gedraaid hoofd. Ik luister 5 minuten.

WeiWei staat hier in de vrije wereld waar ik ook in leef. Dat is mij duidelijk. Misschien symboliseert die papierversnipperaar het wegwerken van belastende informatie door Westerse machten – waar Wikileaks dus een einde aan heeft gemaakt.
Ik kijk een tijdje zonder geluid. En dan denk ik ineens: De VS zijn niet voor niets zo heftig achter Assange aangegaan. Hij heeft een zeer gevoelige bres in hun systeem geslagen en die bres moet van hun kant uiteraard koste wat het kost met alle geweld weer gedicht worden. Wat hier in het geding is, is zelfbehoud, en dat is een van de sterkste krachten die er is. Dat geldt niet voor machthebbers alleen, dat geldt voor letterlijk iedereen als het gevoelde belang maar groot genoeg is. Zo werkt de menselijke mind nu eenmaal. Als mensen onder vuur komen te liggen, is de kans heel groot dat ze juist in hun standpunt verharden, hun legitimeringen eindeloos verder uit gaan bouwen, tot in het absurde toe, en meedogenloos om zich heen gaan slaan. 
De menselijke mind doet dat soort dingen, en dat is het aspect van humanity dat in deze zaal bij mij al het andere wegduwt, nu ik het eenmaal heb gedacht. Daarom voer ik de menselijke mind hier op als het 12e aspect. En nu schrijvend denk ik ten aanzien van de papierversnipperaar eigenlijk vooral: gooi alle sluitende betogen waarin het eigen gelijk en de onderbouwing van het eigen gelijk centraal staan, maar lekker door een immense papierversnipperaar. Wat zou het heerlijk zijn als daar alleen maar losse krullen van over blijven. 

13.
Ik ga de volgende zaal in. Daar wordt humanity een licht dat dreigt te doven doordat het geen enkele zuurstof meer krijgt door het volstrekt luchtdichte deksel waar het onder beland is. Het gaat over WeiWei ’s gevangenschap. Het was een geheime gevangenschap – wat inhield dat WeiWei in het oog van zijn dierbaren en van de wereld gewoon van de aardbodem verdween. Niemand wist wat er precies met hem gebeurd was. 

Er staan zes gesloten strakke grijze rechthoekige “blokken” in een rij over de breedte van de zaal, parallel aan de ramen opgesteld. Het formaat en de uitstraling doen denken aan iets waar doodskisten onder zouden kunnen zitten. Ze representeren zesmaal de cel waarin WeiWei opgesloten zat.
S.A.C.R.E.D. heet het werk. De “homo sacer” was in het oude Rome zowel aanbeden als vervloekt. Ze stonden buiten de wet en konden daarom zonder reden gearresteerd of straffeloos vermoord worden. De kunstenaar maakt er in deze installatie een letterwoord van. 
S komt van “supper”: het avondeten, genuttigd onder toezicht in de cel.
A komt van “accusers”: de almaar terugkerende ondervragingen die eveneens in de cel plaats vonden.
C komt van “cleansing”: in de douchecel die bij de cel hoorde, onder toezicht.
R komt van “ritual”: WeiWei die ijsbeert in zijn cel – een van de weinige bewegingen die hij nog uit zichzelf kan maken, een beweging die alleen nog maar beweging is en verder nergens toe leidt. 
E komt van “entropy”: een toestand als slaap – verplicht op de rug, met de armen in een bepaalde houding.  
D komt van “doubt”, twijfel, de kunstenaar op het toilet in zijn cel, waar hij onder toezicht zijn behoefte moet doen, zich zonder enige privacy fysiek moet ontlasten. Doubt, Twijfel, noemt de kunstenaar deze laatste. Dat woord roept bij mij op hij niet meer zeker weet, of hij zijn innerlijke heelheid voor zichzelf nog overeind kan houden terwijl hij daar zo onder toezicht op die wc zit. Dat is de twijfel hier, denk ik: de twijfel of het hem blijft lukken om te voorkomen dat die bres in hem geslagen wordt. 
Van alle situaties die hij als dagelijkse kringloop meemaakt roept kennelijk alleen deze die twijfel in hem op. En dat is cruciaal, lijkt me: dat die dagelijkse kringloop in al haar gekmakende geslotenheid en vernedering hem kennelijk nog steeds een zekere variatie biedt om zichzelf te ervaren. Wat ik lees in de zes letters is een opsomming van bijna ondragelijke omstandigheden, maar hun afwisseling tikt zich in haar ijzeren ritme als een klok door de dagen heen, met steeds per situatie net een iets andere kleur, net een ander deel van WeiWei’s eigen menselijkheid dat resoneert. En hij gebruikt dat, vermoed ik, voor zichzelf ten volle om als mens onder deze mensonterende omstandigheden nog overeind te blijven. Hij leeft kennelijk ook hier nog steeds in volle interactie met zichzelf en met wat zich per situatie voordoet. En zo leeft hij ook hier in deze volledige afsluiting, onder deze verpletterende ijzeren greep van de macht, nog steeds de meest volledige menselijkheid die onder deze omstandigheden denkbaar is – inclusief terugkerende momenten van twijfel en entropie.
En daarmee vind ik een dertiende aspect van humanity: humanity ontstaat niet doordat anderen ons waardigheid verlenen. Humanity is essentieel ons eigen vermogen om al onze eigen menselijke mogelijkheden te mobiliseren, ongeacht de omstandigheden.

14.
WeiWei is na zijn vrijlating als vluchteling naar het westen gekomen. Zijn zoon is nu 14 en grotendeels in vrijheid opgegroeid.
Vluchtelingen staan centraal in WeiWei’s recente werk en onderzoek. Dat ze stuk voor stuk mensen zijn, net zozeer als wij – met als grootste verschil dat ze ergens geboren zijn waar het niet veilig en niet stabiel was. Hij brengt zorgvuldig in kaart wat er vanuit die startpositie van dat onvergelijkbaar andere lot allemaal gebeurt.
Ik hoor tot de mensen die ten diepste beseffen dat ik zelf ook die vluchteling had kunnen zijn, en dat ik morgen zo’n vluchteling zou kunnen worden. Voor mij is dat de warme lijn die alle mensen verbindt. 

Ik heb dat werk in de expositie niet meer bekeken. Ik ben na S.A.C.E.R weggegaan. Er resoneerde al zo veel in mij, en mijn fysieke vermogen voor die dag was op. Maar ik kan dit stuk onmogelijk afsluiten zonder een veertiende aspect mee te nemen, en dat gaat over abstractie. Elke keer als we in abstracte termen over anderen spreken, schenden we hun humanity. Dat geldt niet alleen voor vluchtelingen, het betreft elk abstract denken dat geen rekening houdt met het feit dat elk leven – op grond van onze mensenrechten – even uniek en kostbaar is. 

Nawoord.

Mijn eigen conclusie over mijn search of humanity die ik in het kielzog van deze bijzondere expositie in dit artikel heb gedaan, is dat WeiWei die in de Vrije Wereld staat bij mij iets heel anders op roept dan WeiWei tegenover het repressieve systeem in zijn geboorteland. Ik tuimelde dat verschil in zodra ik de zaal met de Panda’s en de papierversnipperaar betrad. En dat ligt niet aan WeiWei, want die is gewoon dezelfde. Wat mij trof was dat het begrip humanity er een lading bij krijgt wat mij betreft op het moment dat we naar de westerse wereld overstappen.  
In de Vrije Wereld opent het concept van humanity een waaier van uitdagingen om de doodeenvoudige reden dat het ons onmiddellijk de veelheid in trekt, de tegenstellingen, alles wat er zo logisch uit ziet van de ene kant bekeken, maar volstrekt anders vanuit de andere kant. Dit is een totaal andere dynamiek dan opkomen voor menselijkheid als waarde tegenover repressie. 

Uiteindelijk is humanity in beide systemen sowieso een werkwoord. En het is een weldaad hoe WeiWei mij steeds volop in de tastbare werkelijkheid brengt waarin we als mensen met onze eigen onvervreemdbare hartenklop leven, tegenover en in interactie met van alles wat er is. En altijd midden erin. 

Ik heb “In search of humanity” bezocht op 27 februari 2024 in de kunsthal in Rotterdam. Dit stuk heb ik tussen 4 en 15 maart geschreven.